België: verplichte verwijzing voor euthanasie
Sean Murphy*
Inleiding
In België is euthanasie (niet hulp bij
zelfdoding) in september 2002 gelegaliseerd voor
mensen die niet noodzakelijkerwijs ongeneeslijk
ziek zijn, maar die zich wel "de patiënt zich in
een medisch uitzichtloze toestand bevindt van
aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch
lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het
gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke,
door ongeval of ziekte veroorzaakte
aandoening."1.
De wet betreffende de euthanasie (S.
14) stelt dat artsen niet kunnen worden
gedwongen euthanasie toe te passen en dat andere
personen niet kunnen worden gedwongen mee te
werken aan de toepassing ervan. Verder stelt de
wet dat een arts die weigert euthanasie toe te
passen het medisch dossier van de patiënt op
verzoek moet meedelen aan de arts of persoon die
is aangewezen door de patiënt. De arts is echter
niet verplicht om de zaak door te verwijzen of
de procedure anderszins te versoepelen.
Een
deskundige met kennis van zaken heeft later aan
een commissie van het Britse Hogerhuis verteld
dat minder dan 50% van de Belgische artsen en
minder dan 80% van de bevolking voorstander van
euthanasie was ten tijde van de indiening van de
wet.2 Zowel
hij als een andere Belgische commentator
schreven de indiening en snelle aanname ervan
niet toe aan door patiënten en de medische
gemeenschap geuite wensen, maar aan de politieke
situatie: een nieuwe regering en vervolgens een
politieke crisis.3
Gezien deze omstandigheden is het niet
verbazingwekkend dat een in december 2003
uitgegeven gemeenschappelijk
Standpunt over medische beslissingen rond het
levenseinde en euthanasie vergezeld ging
van rapporten waarin werd vermeld dat veel
huisartsen onbekend waren met de relatief nieuwe
euthanasiewet of hier mee niet goed raad wisten
en dat er "bij veel artsen" een "aangepaste
attitude" nodig was.4
Het gemeenschappelijke standpunt was ondertekend
door de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse
Huisartsen, het Academisch Centrum voor
Huisartsgeneeskunde van de Katholieke
Universiteit Leuven en de Vakgroep
Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Gent. In
dit document stond een aantal beweringen die
belangrijke vragen opriepen over de
gewetensvrijheid onder medewerkers in de
gezondheidszorg:
• euthanasie is onderdeel van de
palliatieve totaalzorg;
• artsen moeten ervoor zorgen dat patiënten
informatie krijgen die hen in staat stelt
voor euthanasie te kiezen;
• artsen die bezwaar tegen euthanasie
hebben, zijn verplicht patiënten door te
verwijzen voor de procedure.
Daarom is het Project correspondentie over
het gemeenschappelijke standpunt aangegaan met
de aangewezen contactpersoon van de
Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse
Huisartsen.5
Helaas heeft de Vereniging na een eerste
reactie6
niet gereageerd op verdere pogingen van het
Project om de discussie voort te zetten.7
De correspondentie is in het Engels en het
Nederlands beschikbaar om zo een internationale
dialoog over dit belangrijke onderwerp aan te
moedigen.
Frequentie van euthanasie in België
Tijdens het eerste jaar dat euthanasie legaal
was, zijn er ongeveer 200 gevallen gemeld.
8
Vijftien maanden nadat de wet was aangenomen,
was er sprake van gemiddeld 20 gevallen per
maand en in april 2005 waren
er gemiddeld 30 gevallen per maand.
9In 60% van de gevallen vond de euthanasie plaats
in het ziekenhuis,10
waar ongeveer de helft van alle medewerkers in
de gezondheidszorg werkzaam is.11Hoewel
dit erop wijst dat een groot aantal medewerkers
in de gezondheidszorg met de procedure te maken
krijgt, zijn artsen wettelijk gezien de enigen
die euthanasie mogen toepassen.
Belgische
artsen (2002)
|
Met praktijk
|
Totaal
|
Huisartsen en huisartsen in opleiding
|
14,541
|
18,367
|
Specialisten en
specialisten in opleiding
|
25,758
|
27,901
|
Totaal
|
40,299
|
46,268
|
TABLE A - Bron: Ministerie van Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Milieu12
|
Op basis van de cijfers in tabel A en het
gemiddelde aantal van 30 gemelde gevallen van
euthanasie per maand (360 per jaar), waaraan
telkens minimaal twee artsen moeten meewerken,
loopt een Belgische arts met praktijk gedurende
een jaar minder dan 1% kans mee te werken aan
euthanasie. Deze kans loopt in vijf jaar op tot
4%.
Verder moet ook de situatie van apothekers in
overweging worden genomen, want zij zijn degenen
die de medicijnen voor euthanasie
verstrekken.13
Op basis van het huidige aantal gevallen van
euthanasie lopen de 11.775 Belgische apothekers
elk jaar ieder 3% kans te worden gevraagd om
medicijnen voor euthanasie te verstrekken: dat
komt neer op 30% in tien jaar. Het is een
interessant gegeven dat hoewel de nadruk tijdens
discussies over euthanasie in de gezondheidszorg
op artsen ligt, apothekers een veel grotere kans
lopen te worden gevraagd om aan de procedure mee
te werken.
Bij deze schattingen wordt er geen rekening
gehouden met factoren die ervoor zorgen dat deze
kans op bepaalde locaties of in verschillende
medische praktijken toe- of afneemt en ook niet
met de mogelijkheid dat het werkelijke aantal
gevallen van euthanasie twee tot vijf keer hoger
ligt dan gemeld.
14"Een aangepaste attitude": euthanasie als
palliatieve zorg
Het gemeenschappelijke standpunt begint met de
bewering dat "stervensbegeleiding en alle
mogelijke hiermee geassocieerde medische
beslissingen" behoren tot het takenpakket van de
huisarts. Aangezien bij vertaling een deel van
de betekenis verloren kan gaan, mag hier niet te
veel achter worden gezocht. Hoewel
'stervensbegeleiding' een geliefde zinsnede van
voorstanders van euthanasie is, hoeft het niet
euthanasie of hulp bij zelfdoding te impliceren.
Anderzijds veroorzaakt dergelijke dubbelzinnige
terminologie vermoedelijk alleen maar verwarring
en zelfs controverse. (
Prof.
Jochemsen: "stervensbegeleiding betekent
zorg en hulp in de stervensfase,
oorspronkelijkjuist niet euthanasie,en is dus
gee ngoede vertaling van aid in dying; ik zou
dit vertalen met 'stervenshulp'").
Het tweede
beleidspunt in het gemeenschappelijke standpunt
is ondubbelzinnig controversieel:
Euthanasie is één van de mogelijke keuzes
bij stervensbegeleiding, en dient gekaderd
en ingebed te worden in een palliatieve
totaalzorg die de individuele zorg
overstijgt
En verderop:
Euthanasie kan een mogelijke keuze van
stervensbegeleiding zijn, gekaderd en
ingebed in een palliatieve totaalzorg.
Dit is het doel van voorstanders van
euthanasie zoals Michael Irwin, een Britse arts
die geen praktijk meer mag uitoefenen omdat hij
een ongeneeslijk zieke vriend heeft geprobeerd
te helpen bij zelfdoding. Tegen een
BBC-interviewer heeft hij het volgende
verklaard: "Ik vind dat medisch begeleide
zelfdoding onderdeel van goede palliatieve
zorgverlening moet uitmaken."15
In zijn correspondentie met de Vereniging
heeft het Project erop gewezen dat onder
palliatieve zorg over het algemeen wordt
verstaan "het verlichten van pijn en lijden,
veroorzaakt door ziekte, opdat de patiënt
aangenaam leeft tot het moment van overlijden"
en dus niet het veroorzaken van het sterven van
de patiënt, en dat de voorgestelde
herdefiniëring van 'palliatieve zorg'
aanzienlijke consequenties zou hebben voor
iedereen die in de gezondheidszorg werkt. De
Vereniging heeft hierop geantwoord dat ze het
niet eens is met een dergelijke "dichotome visie
(palliatie versus euthanasie)" en in plaats
daarvan de voorkeur geeft aan een "ruimere"
definitie waarin de "beleving van de patiënt"
meer tot zijn recht kan komen. Bij wijze van
uitleg, citeert de Verenging een in september
2003 afgelegde verklaring van de Federatie
Palliatieve Zorg Vlaanderen (FPZV):
Palliatieve zorg en euthanasie zijn
alternatieven noch tegenpolen. Wanneer een
arts bereid is het euthanasieverzoek in te
willigen van een patiënt die ondanks de
beste zorgen ondraaglijk blijft lijden, dan
ontstaat geen breuk tussen de eerder door de
arts gegeven palliatieve zorg en de nu door
hem toegepaste euthanasie, integendeel.
Euthanasie maakt in voorkomend geval deel
uit van de palliatieve zorg waarmee de arts
en het verzorgend team de patiënt en
zijn/haar naasten omringt . . .16
. . . Hulpverleners kunnen met al hun
vragen rondom het levenseinde terecht bij de
palliatieve equipes. Van de palliatieve
equipes kunnen zorgverleners en patiënten
dan ook niet alleen verwachten dat deze, in
de context van een euthanasieverzoek,
informeren over eventuele palliatieve
alternatieven en palliatieve ondersteuning
verlenen waar nodig. Zorgverleners en
patiënten kunnen bij de netwerken en equipes
ook terecht voor informatie en ondersteuning
die rechtstreeks en specifiek verband houdt
met euthanasie en de euthanasiewet.
Equipe-artsen kunnen de rol opnemen van de
'andere' of 'tweede' arts in de
euthanasieprocedure. Wat men van de
georganiseerde palliatieve zorg evenwel niet kan en mag verwachten is dat zij in
de plaats gaat treden van de behandelende
arts en zij in voorkomend geval in zijn/haar
plaats euthanasie gaat uitvoeren. Dit zou
volledig in tegenspraak zijn met de nadruk
die wij willen leggen op de continuïteit van
de zorgverlening en de in de organisatie van
de Vlaamse palliatieve zorg ingeschreven
emancipatorische bekommernis: het
basisprincipe dat de georganiseerde
palliatieve zorg er is om te informeren en
te ondersteunen en niet om in de plaats te
treden van de reguliere zorg"17
Het lijkt erop dat deze verklaring
een aanzienlijke verschuiving betekent ten
opzichte van het oorspronkelijke standpunt van
de Federatie, die er aanvankelijk van uitging
dat palliatieve consultatie aan stappen ten
behoeve van euthanasie vooraf dient te gaan,
beperkt dient te blijven tot het bespreken van
"mogelijke palliatieve alternatieven" en geen
evaluatie van een euthanasieverzoek hoort te
omvatten. Een van de redenen die werd gegeven
voor deze scheiding van de
verantwoordelijkheden, was om ervoor te zorgen
dat het publiek euthanasie niet met palliatieve
zorg zou verwarren.18
Gezien het feit dat de Federatie euthanasie nu
als onderdeel van de palliatieve zorgverlening
beschouwt, vindt ze dit onderscheid kennelijk
niet langer van belang.
Deze verschuiving wordt ook weerspiegeld in
een bredere kijk op multidisciplinaire
samenwerking. In eerste instantie bevorderde de
FPVZ dit, omdat ze inzag dat geen enkele arts
alleen palliatieve zorg kan verlenen en dat maar
weinigen over voldoende kennis van zaken op het
gebied van palliatieve geneeskunde beschikken om
de patiënt adequaat advies te geven of om aan de
behoeften van de patiënt te voldoen.19
Dit komt in het gezamenlijke standpunt van de
Vereniging en de universiteiten nog altijd naar
voren. Daarnaast wordt echter tweemaal de wens
uitgesproken "te willen vermijden dat
polariserende groepen ontstaan". Vermoedelijk
worden hiermee de voor- en tegenstanders van
euthanasie bedoeld. Er wordt dus gezegd dat er
leden van het team palliatieve zorgverleners
beschikbaar zijn voor consultatie betreffende
euthanasie. Bovendien dient te worden opgemerkt
dat de Vereniging en de universiteiten
samenwerken met het LevensEinde Informatie Forum
(LEIF20),
dat door prof. Bart van den Eynden wordt
beschreven als een groep van ongeveer 200 artsen
die hun bereidheid tot euthanasie
adverteren.21
Samengevat komt het erop neer dat de
multidisciplinaire aanpak die oorspronkelijk met
de noodzaak van assistentie bij palliatieve zorg
werd geassocieerd nu ook artsen met kennis op
het gebied van euthanasie omvat.
De vervaging van de conceptuele grenzen
tussen euthanasie en palliatieve zorg blijkt
bovendien uit het voorstel van de FPZV dat een
lid van het team palliatieve zorgverleners kan
optreden als de tweede arts die volgens de
Belgische wet moet worden geraadpleegd bij een
euthanasieverzoek.22
Paradoxaal genoeg vindt de FPZV overigens dat
palliatieve artsen geen euthanasie mogen plegen.
Maar als euthanasie "deel uitmaakt van. . .
palliatieve zorg" en een palliatieve arts inzake
een euthanasieverzoek kan worden geraadpleegd,
is het volkomen onduidelijk waarom palliatieve
artsen niet rechtstreeks aan de procedure mogen
meewerken. De beweegredenen voor deze scheiding
van verantwoordelijkheden lijken niet erg
samenhangend.23
Een dergelijke scheiding kan alleen worden
gerechtvaardigd door handhaving van de scheiding
tussen palliatieve zorg en euthanasie die de
verklaring van de FPZV juist ongedaan maakt.
In overeenstemming met de opvatting dat
euthanasie deel uitmaakt van een "palliatieve
totaalzorg" wordt in het gemeenschappelijke
standpunt gepleit tegen de oprichting van
euthanasieteams of -centra en tegen euthanasie
als een behandelingsvorm die losstaat van alle
andere soorten medische dienstverlening. In
plaats daarvan wordt aanbevolen dat de tweede
arts die tijdens het euthanasieproces wordt
geraadpleegd "zeer deskundig moet zijn op het
gebied van palliatieve zorg en meer specifiek op
het gebied van de mogelijke medische
beslissingen aan het levenseinde". Dit is in
overeenstemming met het nieuwe standpunt van de
FPZV dat de tweede arts lid van het team
palliatieve zorgverleners kan zijn.
Euthanasie tegenover palliatieve zorg
De integratie van euthanasie in een doorlopend
zorgproces waarin er niet langer onderscheid
wordt gemaakt tussen palliatie en de doelbewuste
bewerkstelliging van overlijden is niet in
overeenstemming met internationaal aanvaarde
concepten. In 1999 was bijna 90% van 2200 in
Europa ondervraagde palliatieve zorgverleners
tegen euthanasie.
24Noch
euthanasie noch hulp bij zelfdoding maakt deel
uit van de definitie van de Wereld
Gezondheidsorganisatie, waarin het bespoedigen
van overlijden expliciet wordt uitgesloten:
Palliatieve zorg is een benadering die,
in geval van een levensbedreigende ziekte,
de kwaliteit van het leven van zowel
patiënten als hun familie verbetert door
middel van preventie en verlichting van
lijden middels de vroegtijdige identificatie
en feilloze beoordeling en bestrijding van
pijn en andere fysieke, psychosociale en
spirituele problemen. Palliatieve zorg . . .
heeft niet tot doel het overlijden te
bespoedigen of uit te stellen.
25
Ook in de definitie in de Oxford Textbook
of Palliative Medicine wordt met geen enkel
woord naar euthanasie verwezen. Hierin wordt
palliatieve zorg omschreven als "de verzorging
en behandeling van patiënten met een actieve,
progressieve en vergevorderde ziekte bij wie de
kans op genezing klein is en waarbij de zorg
gericht is op de kwaliteit van het leven".26
De American Academy of Hospice and Palliative
Medicine heeft het vraagstuk van euthanasie en
hulp bij zelfdoding behandeld in een officiële
verklaring waarin geen oordeel over de ethiek
van de procedures wordt geveld, maar waarin wel
wordt bevestigd dat "de juiste reactie op een
verzoek tot medisch begeleide zelfdoding
uitbreiding van de zorg met als doel het
verlichten van lijden en niet het doelbewust
bewerkstelligen van overlijden
is".27
En de Canadese professor Margaret Somerville,
de oprichtster van het McGill Centre for
Medicine, Ethics and Law van de McGill
University, verwerpt het concept van "euthanasie
als de laatste fase van goede palliatieve zorg"
en schrijft dat dit denkbeeld "een voorbeeld is
van euthanasie in een 'medisch jasje' steken" om
het zo ethisch gezien aanvaardbaarder en
veiliger en dus minder gevoelig voor misbruik te
maken. Bovendien worden de morele, ethische en
juridische verschillen tussen euthanasie en
goede palliatieve zorg verward, met name wat
betreft noodzakelijke pijnbestrijding en
weigering van behandeling die het leven
verlengt. Somerville wijst erop dat er, als
euthanasie al zou moeten worden toegepast,
sterke argumenten zijn voor een algehele
scheiding tussen de procedure en
geneeskunde in het algemeen.28/p>
Somerville's verklaring wijst er duidelijk op
dat zij tegen euthanasie is, maar haar mening
wordt door ontelbare medewerkers in de
gezondheidszorg gedeeld en haar kijk op
palliatieve zorg is duidelijk meer in
overeenstemming met de definitie van de Wereld
Gezondheidsorganisatie, hoe 'dichotoom' die
visie met betrekking tot euthanasie ook is.
De legalisatie van euthanasie of hulp bij
zelfdoding is van grote invloed op medewerkers
in de gezondheidszorg die de mening van
Somerville delen, zeker als de procedures in de
'normale gezondheidszorg' worden geïntegreerd,
in plaats van als specialismen te worden gezien
en/of te worden uitgevoerd door gespecialiseerde
instanties. Het potentieel voor conflicten zal
echter nog veel groter zijn als de legalisatie
leidt tot de door de Belgische universiteiten en
beroepsorganisaties aanbevolen herdefiniëring
van palliatieve zorg.
Communicatie en
geïnformeerde toestemming (informed consent)
In het gemeenschappelijke standpunt wordt een
aantal deugdelijke suggesties betreffende de
communicatie tussen arts en patiënt gedaan:
• bezwaarde artsen dienen patiënten
tijdig van hun mening op de hoogte te
stellen;
• beroepsorganisaties dienen mee te werken
aan het ontwikkelen van strategieën die
bezwaarde artsen in staat stellen
euthanasieverzoeken af te handelen op een
manier die de patiënt respecteert en in
overeenstemming is met hun eigen principes;
• besprekingen omtrent het levenseinde
dienen in het medische dossier van de
patiënt te worden opgenomen;
• er kan een 'informatie- en
communicatiecontract' worden gebruikt om de
afspraken tussen arts en patiënt over
kwesties omtrent het levenseinde te
documenteren.
De Vereniging past het principe van 'informed
consent' of 'geïnformeerde keuze' toe en wil dat
artsen "alle mogelijkheden" met patiënten
bespreken "zodat zij goed geïnformeerd voor
euthanasie kunnen kiezen". In deze context wordt
er ook een verband tussen euthanasie en
palliatieve zorg gelegd:
De arts moet dit gesprek in bepaalde
gevallen zelf initiëren om te vermijden dat
minder geïnformeerde patiënten of minder
communicatievaardige patiënten hun recht op
een euthanasievraag wordt ontzegd.
Er wordt dus niet alleen verwacht dat artsen
ingaan op het verzoek van een patiënt om
informatie over euthanasie, maar dat euthanasie
aan elke patiënt als optie wordt voorgesteld in
wat omschreven kan worden als 'omstandigheden
waarin het levenseinde nadert', ongeacht of de
patiënt hiervoor belangstelling heeft geuit of
niet. Dit komt op hetzelfde neer als eisen dat
artsen abortus bespreken met elke vrouw die
zwanger is. Net alsof elke zwangere vrouw zou
moeten overwegen om abortus te plegen en er
graag door haar arts aan wordt herinnerd dat het
een mogelijkheid is.
Natuurlijk moet een patiënt weten dat
euthanasie een mogelijkheid is om er wel of niet
voor te kunnen kiezen. De bewoordingen van het
beleid, "zodat zij. . . kunnen kiezen voor
euthanasie" en "om te vermijden dat. . .
patiënten hun recht op een
euthanasievraag wordt ontzegd", wijzen
echter op een onevenwichtigheid en suggereren
een grotere interesse in het verkopen van een
onlangs beschikbaar gekomen procedure, dan in
het geven van informatie zodat patiënten kunnen
kiezen.
Anderzijds kunnen deze bewoordingen erop
wijzen dat men vreest dat patiënten zich niet
bewust zijn van het feit dat euthanasie
beschikbaar is, hoewel er zeer veel
ruchtbaarheid aan de legalisatie van de
procedure is gegeven en dit gepaard ging met de
nodige controverse. In dat geval is er na
verloop van tijd vanwege de groter wordende
bekendheid van de wettelijkheid en
beschikbaarheid van de procedure steeds minder
reden om onwetendheid te veronderstellen.
Er wordt vaak gesuggereerd dat artsen niet
moreel aansprakelijk kunnen worden gesteld voor
het verstrekken van informatie aan een patiënt.
Dat dat niet noodzakelijkerwijs waar is, blijkt
wel uit de schorsing van een Britse arts vanwege
het feit dat hij twee 'undercover'-journalisten
had verteld hoe zij via buitenlandse
orgaanhandel een donornier van een levende donor
konden krijgen. De General Medical Council van
Groot-Brittannië oordeelde dat hij weliswaar
niet had deelgenomen aan de handel, maar dat hij
het wel had aangemoedigd door er vragen over te
beantwoorden.29
Kennelijk is de General Medical Council van
mening dat artsen geen informatie of adviezen
mogen geven die de patiënt de indruk kunnen
geven dat het kopen van organen van een levende
donor moreel of ethisch aanvaardbaar is.
Het communicatieprobleem waarmee medewerkers
in de gezondheidszorg die gewetensbezwaar tegen
euthanasie hebben te maken krijgen, is dat ze
moeten vermijden iets te doen of te zeggen dat
niet in overeenstemming is met hun overtuigingen
over de morele aard van de procedure, terwijl ze
toch de informatie geven waartoe ze volgens de
wet of de heersende ethische opinie verplicht
zijn. De patiënt heeft het recht voor euthanasie
te kiezen, maar gewetensbezwaarden willen die
keuze over het algemeen niet positief
beïnvloeden omdat dat hun persoonlijke
integriteit geweld zou aandoen. Anderzijds
moeten bezwaarden zich ervan bewust zijn dat zij
de keuze voor euthanasie positief kunnen
beïnvloeden door de patiënt van zich te
vervreemden.
Toch is de communicatie tussen arts en
patiënt over euthanasie in België vermoedelijk
minder gecompliceerd dan gelijksoortige
communicatie over abortus in Noord-Amerika.
Hoewel de Belgische Wet betreffende de
rechten van de patiënt artsen verplicht
patiënten over euthanasie te
informeren,30
legt de Vereniging uit dat een bezwaarde arts
het recht heeft de patiënt van zijn/haar morele
standpunt op de hoogte te stellen en vrij is om
zijn/haar morele bezwaren tegen de keuze van de
patiënt kenbaar te maken. "Morele neutraliteit",
zo schreef de Vereniging, "bestaat dus niet bij
een euthanasievraag."
In tegenstelling hiermee worden artsen in
Noord-Amerika die tegen abortus zijn soms
beschuldigd van onethisch en 'bevooroordeeld'
gedrag omdat ze hun bezwaren aan een patiënt
bekend maken. Soms krijgt men de indruk dat de
beschuldigers willen dat de bezwaarden hun
mening geweld aandoen door abortus voor te
stellen als een moreel neutrale keuze.
31
Dit zou het morele standpunt van de bezwaarde
onder het mom van 'neutraliteit' tenietdoen ten
gunste van het eigen standpunt. Professor J.
Budziszewski, een adviseur van het Protection of
Conscience Project, beschrijft dergelijke
'neutraliteit' als "autoritarisme te kwader
trouw... een oneerlijke manier om een moreel
standpunt te promoten door te doen alsof je geen
moreel standpunt hebt".
32Wat
dit betreft, is het goed om te zien dat er in
België een meer open en eerlijkere aanpak wordt
gehanteerd.
Verplichte doorverwijzing van euthanasie
Zoals eerder aangegeven, is een bezwaarde arts
volgens de Belgische euthanasiewet verplicht het
medische dossier van een patiënt die euthanasie
wil door te geven aan een andere arts als de
patiënt hierom vraagt. In tegenstelling tot wat
prof. van den Eynden33
beweert, verplicht de wet echter niet tot een
actievere versoepeling van de procedure. De
Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen heeft zich
niet uitgesproken over doorverwijzing, maar in
het gemeenschappelijke standpunt wordt beweerd
dat een bezwaarde arts patiënten niet alleen
tijdig van zijn/haar mening op de hoogte moet
brengen, maar ook "samen de patiënt naar een
andere behandelende arts moet zoeken". Elders in
het gemeenschappelijke standpunt wordt geëist
dat een bezwaarde arts 'samenwerkt' met de
patiënt om een bereidwillige collega te vinden.
Het Project heeft ondervonden dat de meeste
artsen met gewetensbezwaar tegen euthanasie dit
zouden weigeren, aangezien een dergelijke
actieve medewerking zou leiden tot morele
verantwoordelijkheid voor de daad.
In antwoord op vragen over het beleid van
verplichte doorverwijzing verklaarde de
Vereniging dat het voldoende zou zijn als een
arts de patiënt erop wijst dat er een officiële
telefonische 'hulplijn' is die informatie over
het verkrijgen euthanasie en andere kwesties
omtrent het levenseinde verstrekt, om te
vermijden dat de patiënt "in de steek gelaten
wordt". Hoewel dit een veel minder strikte eis
lijkt te zijn, blijft het gemeenschappelijke
standpunt ongewijzigd. Door de correspondentie
te staken, heeft de Vereniging geweigerd uit te
leggen wat het officiële standpunt van de
gemeenschappelijke ondertekenaars is: verplichte
doorverwijzing zoals uiteengezet in het
gemeenschappelijke standpunt of de in deze brief
voorgestelde 'hulplijn'-optie.
Autonomie, informed consent (geïnformeerde
toestemming) en shared decision making
(gezamenlijke besluitvorming)
"[A]anvaarding van de autonomie van de patiënt"
is volgens het gemeenschappelijke standpunt het
onderliggende principe waarop overleg over
euthanasie moet zijn gebaseerd. Bovendien wordt
de nadruk gelegd op de Engelse woorden 'informed
consent' en 'shared decision making'
("Communicatie en overleg vormen de kern van het
'informed consent', de 'shared decision making'
. . ."). Dit wijst erop dat het document sterk
is beïnvloed door Noord-Amerikaanse of Britse
bronnen die niet door de Vereniging of de
universiteiten zijn geïdentificeerd.
'Autonomie', 'informed consent' en 'shared
decision making' zijn termen die helaas vaak op
dwingende wijze worden gebruikt door
tegenstanders van gewetensvrijheid in de
gezondheidszorg, met name wat anticonceptie en
abortus betreft. Zo heeft een medisch student
die niet bereid was abortus te plegen, orale
voorbehoedsmiddelen voor te schrijven of
patiënten voor deze diensten door te verwijzen
een onvoldoende gekregen van een docent die
verklaarde dat hij "[h]et recht van de patiënt
op autonomie en deelname aan de besluitvorming"
met voeten had getreden.34
De maatschappij criticus en rechtsadvocaat
Iain Benson heeft deze eenzijdige kijk op
autonomie bekritiseerd:
Er is geen enkele goede reden . . . om te
beweren dat de autonomie van de patiënt
voorrang heeft boven de autonomie van de
medewerker in de gezondheidszorg, puur omdat
zij verschillende meningen zijn toegedaan.
Het is dringend noodzakelijk . . .te
onderzoeken hoe er ruimte kan worden gemaakt
voor geweten en geloofsovertuigingen binnen
het huidige technocratische en vaak
impliciet anti-religieuze paradigma van
bepaalde aspecten van de moderne
geneeskunde. . . .Er is een behoorlijk
geraffineerde analytische structuur nodig om
maximaal respect en maximale ruimte voor de
verschillende meningen binnen de
maatschappij te waarborgen. . .
In geval van meningsverschillen tussen
mensen betreffende een bepaalde procedure of
bepaalde medicijnen is het niet de
verwijzing naar de 'autonomie' van één
persoon die doorslaggevend is, maar de
verwijzing naar een ander principe, namelijk
dat van de 'gerechtigheid' (wat is
gedefinieerd als 'iemand recht doen…'). Want
het is in de naam van de gerechtigheid dat
tegenstrijdige belangen moeten worden
gereconcilieerd . . .35
Het concept van 'shared decision making', dat
in de context van het gemeenschappelijke
standpunt al te simpel is voorgesteld, is niet
van toepassing in geval van gewetensbezwaar. Er
kan gezamenlijk overleg zijn, maar als er een
fundamenteel verschil is tussen wat de patiënt
wil en wat de arts bereid is te doen, is de
enige oplossing het eens te zijn het niet eens
te zijn en ieder zijns weegs te
gaan.36
Een les voor andere landen
België is een klein land en een van de slechts
vier rechtsgebieden wereldwijd waar euthanasie
of hulp bij zelfdoding legaal is. Toch mag het
feit dat een medische beroepsorganisatie en twee
universiteiten, waarvan één katholiek, nu
bepleiten dat euthanasie in palliatieve zorg
wordt geïntegreerd en eisen dat bezwaarde artsen
euthanasie door middel van doorverwijzing
versoepelen door iemand die zich zorgen maakt
over de gewetensvrijheid van medewerkers in de
gezondheidszorg niet luchtig worden opgevat. Als
hiertegen geen bezwaar wordt aangetekend, zal
dit als een precedent worden gebruikt om de
gewetensvrijheid in andere landen, waar de
argumenten en beweringen die in het
gemeenschappelijke standpunt staan al voor dit
doel worden gebruikt, te ondermijnen.
Opmerkingen
1. 28 MEI 2002. - Wet betreffende de euthanasie, s 3§1, in Belgisch Staatsblad, 22.06.2002 Wetten, Decreten, Ordonnanties en Verordeningen Lois, Decrets, Ordonnances et Reglements bij 28515.
2. UK, HL, Committee on Assisted Dying for the Terminally Ill Bill, Minutes of Evidence: Examination of Witnesses (13 January, 2005) [House of Lords 2005], Questions 1880-1899 at Q1881 (Professor Bart van den Eynden). Professor Bart van den Eynden is hoogleraar Palliatieve zorg aan de Universiteit van Antwerpen, een palliatieve arts die verantwoordelijk is voor een palliatieve afdeling met 12 bedden en de arts van een ondersteunend team palliatieve zorgverleners voor 1000 acute ziekenhuisbedden in Antwerpen. Hij is plaatsvervangend lid van de Belgische Federale Controle- en Evaluatiecommissie inzake euthanasie, die 16 leden telt.
3. ". . . de hele beweging voor het regelen bij wet van euthanasie in België was niet het resultaat van echte zorg om de lijdende patiënt, maar begon als een politieke aangelegenheid en veranderde in een ideologisch debat tussen twee tegenovergestelde kampen." House of Lords 2005, supra opmerking 2, Questions 1855-1859 at Q1855 (Professor Bart van den Eynden).
Zie ook Bert Broeckaert & Rien Janssens,
"Palliative Care and Euthanasia: Belgian and Dutch Perspectives"(2002) 9:2-3
Ethical Perspectives 156 [Broeckaert-Janssens 2002].
4 "GPs
'must change attitude' over euthanasia", Expatica (5 December, 2003).
5. Projectbrief aan de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (23 juli 2004).
6. Brief van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (24 August 2004).
7. Projectbrief aan de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (6 October, 2004); Projectbrief aan de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (25 April 2005): Opnieuw per e-mail verzonden op 29 september 2005.
8. "Euthanasia for
200 in first year", Expatica (25 November, 2003).
9. "One Belgian dies
each day from euthanasia procedures", Expatica (21 April, 2005).
10 Ibid.
11. M Moens, "Maintenance and
Improvement of quality health care: The Belgian Health Care System Revisited" (Paper delivered at the symposium on the Maintenance and Improvement of Quality Health Care, Brussels, 27
September, 2003).
12. Ibid bij Table 5.
13. "Belgian
euthanasia cases 'exceed official reports.'" Expatica (6
September, 2005).
14. "Er wordt aangenomen dat het om dezelfde aantallen gaat als in Nederland. Dit betekent dat minimaal 50 procent niet wordt gemeld. Mogelijk is het echter meer, maar omdat het niet wordt gemeld, weet je het niet." House of Lords 2005, supra opmerking 2, Questions 1860 - 1879 at Q1866 (Professor Bart van den Eynden). Voorzitter Wim Distelmans van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie heeft op basis van de Nederlandse situatie gesuggereerd dat het daadwerkelijke aantal gevallen van euthanasie in België 150 per maand is: vijf keer zoveel als gemeld. Geciteerd in Expatica 06-09-2005, supra opmerking 13.
15. "Interview of Michael Irwin", Outlook: BBC World
Service (19 October, 2005).
16. Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen,
Omgaan met euthanasie en andere vormen van medisch begeleid sterven, Vilvoorde, Belgium: FPZV (6 September, 2003) [FPZV 2003] op punt 1.
17. Ibid op punt 7.
18. Broeckaert-Janssens 2002, supra opmerking 3.
19. Ibid.
20. LevensEinde InformatieForum (website).
21. House of Lords 2005, supra opmerking 2, Questions 1860-1879 at Q1862 (Professor Bart van den Eynden).
22. Ook in dit opzicht wijkt de verklaring af van het oorspronkelijke standpunt van de Federatie, zoals beschreven door Broeckaert-Janssens 2002, supra opmerking 2. De FPVZ had met succes betoogd dat de rol van de tweede arts in het euthanasieproces moest worden uitgebreid van simpelweg bevestigen dat de patiënt ongeneeslijk ziek is tot bevestigen dat het fysieke of mentale lijden van de patiënt niet kan worden gelenigd, maar had niet gesuggereerd dat een lid van het team palliatieve zorgverleners dienst zou kunnen doen als tweede arts bij een euthanasieverzoek.
23. De Federatie betoogt dat rechtstreekse medewerking volledig in tegenspraak is "met de nadruk die wij willen leggen op de continuïteit van de zorgverlening en de in de organisatie van de Vlaamse palliatieve zorg ingeschreven emancipatorische bekommernis: het basisprincipe dat de georganiseerde palliatieve zorg er is om te informeren en te ondersteunen en niet om in de plaats te treden van de reguliere zorg". Met de 'emancipatorische bekommernis' lijkt het verlangen om 'pseudo-keuzes' voor euthanasie te vermijden te worden bedoeld. Dit zijn beslissingen die in feite niet vrijelijk zijn genomen omdat de patiënt niet is geïnformeerd over duidelijke palliatieve alternatieven en dus slechts beperkte keuzemogelijkheden heeft. Als dit het geval is, is het onduidelijk hoe dit in verband staat met wat erop volgt.
24. Rien Janssens et al, "Palliative Care in Europe. Towards a more comprehensive understanding" (2001) 8:1 European Journal of Palliative Care
20. Cited in Broeckaert-Janssens 2002, supra opmerking 2.
25. World Health Organization (WHO), WHO Definition of Palliative Care, Geneva: WHO (2003).
26. D Doyle, G Hanks & N MacDonald, Oxford Textbook
of Palliative Medicine (Oxford: University Press, 1993. Geciteerd in CAPCManual: How to Establish A Palliative Care Program, ed by CF von Gunten et al (New York, NY: Center to Advance Palliative Care, 2001; Center for Palliative Studies, San Diego Hospice, San Diego, CA; The Department of Pain Medicine and Palliative Care, Beth Israel Medical Center, New York, NY, 2001).
27. American Academy of Hospice and Palliative Medicine, Comprehensive End-of-Life Care and Physician-Assisted Suicide, Glenview, IL: AAHPM (25 June, 1997).
28. Margaret Somerville, Death Talk: The Case
against Euthanasia and Physician Assisted Suicide (Montreal:
McGill-Queen's University Press, 2001) at 124, citeren T Quill,"The Case
for Euthanasia," "Searching for the 'Soul' of Euthanasia," 11th
International Congress on Care of the Terminally Ill, Montreal, 1996.
29. "Organ Trade GP suspended",
BBC News (15
October, 2002). Zie ook Owen Dyer, "Organ trafficking
prompts UK review of payments for donors", (2002) 325:7370 BMJ 924.
30. Wet betreffende de rechten van de patiënt, Art.8.§ 2.
31. Sean Murphy, "Planned Parenthood and "Anti-Choice" Rhetoric" (19 August, 2004), Protection of Conscience Project News (website).
32. Jay Budziszewski, "Handling Issues of Conscience" (1999) 3:2 The Newman Rambler.
33. House of Lords 2005, supra opmerking 2, Questions 1860-1879 at Q1861 (Professor Bart van den Eynden).
34. Document geciteerd in Project-rapport 2004-01 (beperkte oplage).
35. Iain T Benson,
"Autonomy", "Justice" and the Legal Requirement to Accommodate the
Conscience and Religious Beliefs of Professionals in Health Care
(2001) Protection of Conscience Project (website).
36. C Charles, A Gafni & T Whelan"Shared decision making in the medical encounter:
what does it mean? (or, it takes at least two to tango)." (1997) 44:5 Social Science
and Medicine 44, 681-692. In een latere verhandeling over hetzelfde onderwerp verklaren de auteurs het volgende: "Als een arts de wensen van de patiënt niet zonder gewetensbezwaar kan goedkeuren, is er geen overeenstemming over de tenuitvoerbrenging van het besluit, hoewel er gezamenlijk overleg is gepleegd . . . patiënten hebben te maken met de beperking dat hun wensen . . . alleen ten uitvoer kunnen worden gebracht als een arts daarmee akkoord gaat. Anderzijds . . . kan een patiënt die door een arts is geweigerd een verzoek tot dezelfde behandeling indienen bij een andere arts. . . Een weigering van de eerste arts betekent niet dat hij of zij de gewenste behandeling niet kan krijgen van de tweede." Cathy Charles, Amiram Gafni & Tim Whelan,"Shared decision-making in the physician-patient encounter: revisiting the
shared treatment decision-making model." (1999) 49:5 Social Science and Medicine 651-661.